Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zeide: Mijn Heere! [24]wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die [25]met mij sprak: Ik zal u tonen, [26]wat deze zijn. 24. Of, wie zijn deze? Te weten, die achter u zijn. De zin is: Wat heeft het te beduiden dat dezen te paard achter u staan? 25. Anders: in mij, gelijk eigenlijk de Hebr. woorden luiden, betekenende een inwendige openbaring der dingen, die hij uitwendig gezien had. Alzo onder vs.13,14, en hfdst.2 vs.3, en hfdst.4 vs.1,4,5, en hfdst.5 vs.5,10, en hfdst.6 vs.4. Zie ook Num.12:2; en 2 Sam.23:2, en Hos.1:2, enz. 26. Of, wie dezen zijn; dat is, wat zij voorhebben.